Ringvormige USM-motoren zijn ontworpen om in een tubus van een objectief te passen.
Als je een foto bekijkt, zie je meteen of die scherp is of niet. Hoewel er een aantal buitengewone foto's zijn die in je gedachten blijven hangen ondanks dat ze onscherp zijn, is het doel en uitgangspunt van bijna alle soorten fotografie om het onderwerp scherp vast te leggen.
Helemaal in het begin van fotografie met autofocus (de eerste spiegelreflexcamera van Canon met AF was de T80 in 1985), zat de AF-aansturingsmotor vaak in de body van de camera of vast aan het objectief, en stuurde deze het objectief mechanisch aan. Met de introductie van de EF-objectiefvatting en de volledig elektronische connectoren in 1987, kon Canon de autofocusmotor verkleinen, zodat die in het objectief zelf paste. Hierdoor werd het mogelijk dat elke AF-motor geoptimaliseerd kon worden voor het objectief waar deze inzat, wat de autofocus sneller maakte.
Er was echter ook behoefte aan een krachtige AF-motor voor objectieven met een snel diafragma met grotere focusgroepen, die efficiënt werkte en snelle, soepele en stille autofocus mogelijk maakte. Dat resulteerde in het EF 300mm f/2.8L USM-objectief, met een ringvormige Ultra Sonic Motor (USM) die zowel snel als bijna geruisloos was. In 1990 werden de productiekosten verlaagd dankzij verbeteringen in productietechnieken. Hierdoor kon Canon ringvormige USM-motoren in objectieven gebruiken tegen een consumentvriendelijke prijs.
Twee jaar later, in 1992, leidden geautomatiseerde productielijnen tot de ontwikkeling van de Micro USM-motor voor gebruik in objectieven voor consumenten. Tien jaar later in 2002 verscheen de Micro USM II-motor, die maar half zo groot was als de originele Micro USM-motor.