De meeste opnamemodi van een EOS-camera zijn geschikt voor invulflitsen. Hier vind je enkele richtlijnen welke modi je het beste kunt gebruiken en waarom.
• Volledig automatisch (Scene Intelligent Auto): zoals eerder opgemerkt, wordt in de volledig automatische modus de ingebouwde flitser geactiveerd wanneer de camera besluit dat flitslicht nodig is. Dit gebeurt bij weinig licht en bij tegenlicht. Dat is prima als je haast hebt en snel en gemakkelijk een opname wilt maken met invulflitsen, maar het biedt je geen creatieve controle.
• Programmamodus (P): dit is een goede modus voor eenvoudig invulflitsen. Net als in de volledig automatische modus stelt de camera de sluitersnelheid en het diafragma automatisch in, maar je bepaalt zelf of je de flitser wel of niet gebruikt. Als je de ingebouwde flitser opklapt, wordt er geflitst. Anders niet. Je kunt ook een Speedlite bevestigen en inschakelen.
In zowel de volledig automatische modus als de programmamodus (P) wordt de sluitersnelheid met flitsen beperkt tot tussen 1/60 seconde en de flitssynchronisatiesnelheid van de camera (tussen 1/90 en 1/250 seconde, afhankelijk van de camera). Dit is een beveiligingsmechanisme dat in nieuwere camera's is ingebouwd om te voorkomen dat foto's mislukken door de effecten van camerabewegingen bij lagere snelheden. Meestal zie je dat de lagere snelheid wordt ingesteld. De hogere snelheden worden alleen gebruikt bij fel daglicht. Maar 1/60 seconde is een prima snelheid voor invulflitsen.
• Modus Sluitertijdvoorkeuze (Tv): in de modus Sluitertijdvoorkeuze (Tv) selecteer je de sluitersnelheid en stelt de camera automatisch het diafragma in voor de juiste belichting bij daglicht. De camera voorkomt dat je een sluitersnelheid selecteert die hoger is dan de flitssynchronisatiesnelheid van de camera. Als je dat probeert, stelt de camera de sluitersnelheid in op de synchronisatiesnelheid.
• Modus Diafragmavoorkeuze (Av): dit is een goede opnamemodus voor creatief invulflitsen. In de modus Diafragmavoorkeuze (Av) selecteer je het diafragma en laat je de camera de sluitersnelheid instellen. Op de EOS R en alle EOS-camera's die sindsdien op de markt zijn gebracht, wordt in de Av-modus hetzelfde beveiligingsmechanisme voor beperking van de sluitersnelheid toegepast als hiervoor is uiteengezet bij de volledige automatische modus en de programmamodus. Oudere camera's kunnen tot 30 seconden laag gaan. Diafragma is een van de belangrijkste elementen die de scherptediepte bepalen (hoeveel scherp is voor en achter het scherpstelpunt).
Maar je hebt niet de volledige controle over het diafragma. Als je op een stralende dag een zeer groot diafragma instelt, is het mogelijk dat de camera geen sluitersnelheid kan selecteren die kort genoeg is voor een correcte belichting bij daglicht. Het resultaat is een overbelichte foto. Je kunt dit voorkomen door voordat je de opname maakt, de waarde van de sluitersnelheid in de zoeker te controleren. Als de waarde knippert, betekent dit dat je een kleiner diafragma moet instellen.
Als je een zeer klein diafragma instelt, is het mogelijk dat de camera een lange sluitersnelheid instelt, vooral als de zon niet schijnt. Dan krijg je wel de correcte belichting, maar door de lage snelheid kan het nodig zijn de camera op een statief te plaatsen om camerabewegingen te voorkomen.
• Handmatige modus (M): in deze modus kun je zowel de sluitersnelheid als het diafragma onafhankelijk van de camera instellen, terwijl de volledige automatische flitsbelichting actief blijft. Dit is handig bij sommige flitstechnieken, maar niet bij invulflitsen. De meeste combinaties van sluitersnelheid en diafragma zorgen niet voor de juiste balans van flitslicht en daglicht. Gebruik in plaats hiervan de modus Diafragmavoorkeuze (Av).