Met een mechanische sluiter wordt in principe de volledige sensor belicht, waarbij er zeer weinig tijd zit tussen het eerste en tweede sluitergordijn, zodat het volledige frame op dat moment wordt vastgelegd (links). Met een elektronische sluiter (twee middelste afbeeldingen) worden de sensorgegevens echter regel voor regel van boven naar beneden gelezen. Dit is langzamer dan de snelheid van de gordijnbewegingen van de mechanische sluiter en in de tussentijd kan een zeer snel bewegend object van positie zijn veranderd. Het resultaat is dat het bewegende object er vertekend uitziet in het vastgelegde beeld (rechts). Deze vertekening wordt ook wel het 'rolling shutter'-effect genoemd.
De sluiter van een camera bepaalt hoelang de sensor wordt blootgesteld aan licht om een beeld vast te leggen. De belichtingstijd wordt bepaald door de sluitersnelheid.
Alle Canon EOS-camera's hebben een mechanische sluiter en sommige hebben ook een elektronische versie, zoals de EOS 90D en de EOS-1D X Mark III. Alle EOS R-systeemcamera's hebben beide soorten sluiters. Hier lees je wat het verschil is tussen elektronische en mechanische sluiters, hoe ze werken en de voor- en nadelen van elk type.